Steenkoud waren die decembermaanden in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Als Kerstmis naderde zaten bij de meeste huizen de ijsbloemen dik op de ramen. Zo ook bij de boerderij in Agelo, waar Sien opgroeide. Het rooms-katholieke gezin telde dertien kinderen, acht jongens en vijf meisjes. Sien was het vierde kind. “We moesten allemaal meehelpen om voor de kerstdagen het hele huis schoon te maken. Er werd druk gepoetst en alle gordijnen werden gewassen. Alles moest er echt pico bello uitzien. Niet alleen in huis, ook om het huis. Zelfs de koeien werden gewassen en de koeienstaarten werden netjes uitgekamd.”
Op kerstavond maakten alle kinderen zich op voor de Nachtmis. De beste kleren werden uit de kast gehaald. “De meisjes droegen wijde, donkere rokken. En een mutsje op. Mijn moeder had een knipmuts, maar wij niet. Toch was de kleding heel feestelijk. Zelfs de klompen werden mooi geschuurd, om maar netjes voor de dag te komen.’’ Het hele gezin vertrok in optocht lopend naar de kerk in Ootmarsum, vijf kilometer verderop. “Er bleven een paar mensen thuis. Meestal een volwassene en de meid en de knecht. Zij maakten de tafel klaar, zodat iedereen na de mis meteen aan kon schuiven’’, vertelt Sien. Die tocht naar de kerk was nog een hele toer. “Er lag vaak een dik pak sneeuw. Veel vaker dan nu. Dat was wel mooi, maar je moest heel goed uitkijken waar je liep. Onderweg kwamen we langs een diepe sloot, maar die zag je niet, vanwege de sneeuw. Als je niet oplette, zakte je er zo in. Maar dat is mij gelukkig nooit overkomen.”
In de kerk werd verteld over het kindje Jezus in de kribbe en gezongen. “De herdertjes lagen bij nachte en Er is een roos ontsprongen. Mooie liedjes, maar de dienst duurde soms lang voor een kind. Dan was ik wel eens ongeduldig. Toch luisterde ik wel naar meneer pastoor hoor! Zo was je opgevoed. Er waren drie diensten op kerstavond. Sommigen bleven gewoon alle drie diensten uitzitten!’’
Sien verheugde zich altijd op de terugweg. Want ze wist wat ze zou aantreffen als ze weer op de boerderij aankwam. Dan was de tafel gedekt met allemaal lekkers. Op die grote, lange tafel lagen plakken krentenbrood en roggebrood. Die werden dik besmeerd met roomboter. “En we kregen er warme melk bij, met een vel erop. Sommigen aten het vel ook op. Ik niet. Ik roerde net zolang tot het kapot was. Het was vroeger thuis heel erg gezellig met kerst. De kachel brandde en soms was er op de boerderij ook gewoon een los vuur in huis. Daar konden we omheen zitten en samen liedjes zingen. We hadden kaarsjes aan met echte vlammen. Dat was wel gevaarlijk, maar er werd goed opgepast. En wie dat niet deed, die kreeg straf.”
Toen Sien op haar 30e trouwde verhuisde ze naar een boerderij in Tilligte. Daar werd het leven moderner. Maar de tradities van kerst hield ze levend voor haar zes kinderen. “Op kerstavond was er altijd eten. Een lekkere pan soep, stoofpeertjes en draadjesvlees.” De kinderen gingen uit huis. Haar man Gerard overleed in 1995 en Sien verhuisde later naar Ootmarsum, naar Huize Franciscus. Ze vindt kerst nog steeds een mooi feest en verheugt zich op het naderende kerstdiner. “Alles wordt hier mooi versierd en we gaan lekker, uitgebreid samen eten.’’ Ze gaat ook naar de kerkdienst, want het rooms katholieke geloof waarmee ze is opgegroeid, heeft ze levend gehouden. Ze put er kracht uit. Soms heeft ze het moeilijk, omdat ze bijna niets meer kan zien en haar wereld daardoor heel klein is geworden. “Op moeilijke momenten bid ik. Ik word daar rustig van en krijg, zoals ze dat vroeger altijd zeiden: ‘kracht naar kruis’. Een mens heeft toch houvast nodig.